Cijferbepaling handmatig beoordeelde toetsen
- Overal waar ‘toetsen’ staat, kan ook ‘examens’ gelezen worden
De productieve vaardigheden, met uitzondering van de toetsen taalverzorging, worden handmatig beoordeeld aan de hand van een diagnostisch of rubrics beoordelingsmodel. Voor de cijferbepaling maken we onderscheid tussen niveautoetsen en combinatietoetsen.
Niveautoetsen
Het cijfer voor de niveautoetsen wordt automatisch vastgesteld in de TOA. Om een uitslag te kunnen bepalen moet in ieder geval aan de pre-condities voldaan zijn. Om een voldoende voor een niveau te behalen dient een student op alle onderdelen, de verschillende aspecten van de getoetste taalvaardigheid, minimaal het getoetste niveau te beheersen. Naast de ‘voldoende uitwerking’, dat wil zeggen wanneer een student aan de minimale niveau-omschrijving voldoet, beschrijft het beoordelingsmodel ook goede uitwerkingen, dat wil zeggen wanneer een student méér heeft laten zien dan de minimale niveau-omschrijving. Goede uitwerkingen op bepaalde onderdelen kunnen onvoldoende uitwerkingen op andere onderdelen niet compenseren. Dat betekent dat een student alle onderdelen minimaal voldoende moet halen om voor de toets als geheel een voldoende te kunnen halen. Bij de toetsen en examens van MVT is er naast een voldoende en goede uitwerking ook een goede uitwerking. Dit komt voort uit de Taalprofielen 2015. Lees meer over het beoordelen van de toetsen voor de productieve vaardigheden bij een toets beoordelen in de TOA.
Wanneer de student op één onderdeel lager scoort dan het getoetste niveau, kan hij dus nooit een voldoende voor de toets halen. Wanneer de student op alle onderdelen het getoetste niveau behaald heeft, behaalt hij minimaal een 6,0. Een hoger cijfer kan worden behaald wanneer bepaalde onderdelen als goed worden beoordeeld. De student kan per onderdeel een plusscore toegekend krijgen voor goed uitgewerkte onderdelen. Wanneer een student voor alle onderdelen goed scoort, krijgt hij een 10,0.
Compensatie is toegestaan, maar alleen in de hoogte van het cijfer, nooit tussen onvoldoende en voldoende. Heeft een student bijvoorbeeld drie minscores en twee plusscores gehaald? Dan mag hij die met elkaar compenseren tot één minscore (-3 + 2 = -1). Heeft de student drie plusscores en twee minscores gehaald? Dan zou hij in theorie één plusscore overhouden (+3 - 2 = +1), maar met één of meer minscores blijft er altijd één minscore staan en daarmee is het maximaal te behalen cijfer een 5,4.
Combinatietoetsen
Bij combinatietoetsen worden meerdere niveaus binnen één toets gemeten. Ook hier krijgt de student een niveaubepaling als uitslag. De cijferbepaling ligt iets anders in vergelijking met de niveautoetsen, de TOA berekent hiervoor niet automatisch een cijfer. Het is aan jou als docent om te bepalen vanuit welk niveau je de student gaat becijferen. Met andere woorden: je kiest één van de twee getoetste niveaus en stelt deze in als norm. Volg onderstaand stappenplan om de cijfers te berekenen.
Stap 1
Bepaal de norm. Dit is het niveau waarvoor je een cijfer wilt toekennen: het hoge of het lage niveau. Stel, een student heeft een toets Nederlands Schrijven 1F-2F gemaakt. Dan kies je of je het niveau 1F of het niveau 2F als norm stelt.
Stap 2
Open de toetsuitslag van de student. Klik hiervoor op de betreffende toets in de resultatenpagina. Bekijk in de TOA of de student de norm heeft behaald.
Indien de norm behaald is: kijk op hoeveel aspecten de student boven de norm heeft gescoord. Dit zijn de plusscores. Is de norm 2F en heeft de student op een aspect goed gescoord, dan geldt dit als één plusscore. Tel het aantal plusscores. Uit de tabel kun je vervolgens het cijfer aflezen.
Indien de norm niet behaald is: kijk op hoeveel aspecten de student onder de norm heeft gescoord. Dit zijn minscores. Indien de student op sommige aspecten ook boven de norm heeft gescoord tel je ook deze aspecten (de plusscores) en mag je deze van de minscores afhalen. Let wel op: wanneer de norm niet behaald is, kan het cijfer nooit een voldoende worden. In het geval van bijvoorbeeld één minscore en drie plusscores wordt het cijfer dus een 5,4.
Stap 3
Download de omrekentabellen voor de productieve vaardigheden Nederlands, Engels, Duits of Spaans. Zoek de omrekentabel van de desbetreffende vaardigheid en het niveau dat je als norm hebt gekozen. Heb je bijvoorbeeld gekozen om bij een toets Nederlands Schrijven 1F-2F het niveau 1F als norm te hanteren, dan kijk je in de tabel Nederlands Schrijven 1F. Lees vervolgens het cijfer af uit de tabel. Wanneer het niveau waarvoor je een cijfer wilt toekennen behaald is, lees je het cijfer af uit de kolom ‘norm is behaald’. Wanneer het niveau niet behaald is, lees je het cijfer af uit de kolom ‘norm is niet behaald’.