Cijferbepaling automatisch beoordeelde toetsen

De toetsen voor de receptieve vaardigheden van Nederlands, NT2 en de toetsen taalverzorging worden automatisch beoordeeld in het Toetsplatform Taal. Ook wordt er automatisch een cijfer aan de toetsen toegekend. Voor de cijferbepaling maken we onderscheid tussen niveautoetsen en combinatietoetsen.

Niveautoetsen

Voor een niveautoets krijgt een cursist als uitslag zowel een niveaubepaling als een cijfer. Wanneer een cursist in ieder geval aan de minimale omschrijving van een niveau voldoet, krijgt hij een voldoende. Wanneer hij hier niet aan voldoet, krijgt hij een onvoldoende.

De cijferbepaling voor de toetsen voor de receptieve vaardigheden wordt gebaseerd op de drempel en de cesuur van de toets. De drempel is het aantal punten dat de cursist moet halen om hoger dan een 1,0 te scoren. Deze drempel wordt bepaald door een berekening van de gokkans bij meerkeuzevragen. De theorie hierachter is dat de cursist, wanneer hij niets weet, toch een bepaald gedeelte van de toetsvragen goed zal beantwoorden door te gokken. Voor de toetsen Nederlands en NT2 is de drempel vastgesteld op 30%. De cesuur van een toets geeft aan vanaf welk percentage de cursist een voldoende scoort en dus voldoet aan de minimale omschrijving van het betreffende niveau. Tussen de drempel en de cesuur van een toets worden de onvoldoende cijfers lineair verdeeld. Dit zijn de cijfers vanaf een 1,1 tot en met een 5,4. De voldoende cijfers, vanaf een 6,0 tot en met een 10,0, worden lineair verdeeld tussen de cesuur van een toets en de maximale score.

Voorbeeld
Voor een toets Lezen A2 is de cesuur gesteld op 80%. Een cursist die de toets heeft afgenomen en heeft laten zien dat hij voldoet aan de minimale niveau-omschrijving (met een score van 80%), scoort een 6,0. Een cursist die deze vaardigheid op maximaal niveau beheerst (met een score van 100%), scoort een 10,0. Wanneer een cursist onvoldoende scoort op deze toets, behaalt hij tot de drempel van de toets (tot een score van 30%) een 1,0. Wanneer hij minder scoort dan 80%, kan hij maximaal een 5,4 halen. In onderstaande tabel is de cijferverdeling uit dit voorbeeld weergegeven.

Behaald percentage

Cijfer

0% tot 30%

1,0

30% tot 80%

lineair verdeeld vanaf 1,1 tot en met 5,4

80% tot en met 100%

lineair verdeeld vanaf 6,0 tot en met 10,0

Combinatietoetsen

In combinatietoetsen worden meerdere niveaus binnen één toets gemeten. Ook hier krijgt de cursist een niveaubepaling als uitslag. De cijferbepaling ligt iets anders dan bij de niveautoetsen, het Toetsplatform Taal berekent hiervoor niet automatisch een cijfer. Het is aan u als docent om te bepalen vanuit welk niveau u de cursist gaat becijferen. Met andere woorden: u kiest één van de twee getoetste niveaus en stelt deze in als norm. Volg onderstaand stappenplan om de cijfers te berekenen.

Stap 1
Download het overzicht drempels en cesuren receptieve vaardigheden MVT. Zoek de drempel en cesuren op van de desbetreffende toets. Vul de drempel en cesuren in het hulpbestand cijferberekening combinatietoetsen in bij ‘Drempel’, ‘Cesuur 1’ en ‘Cesuur 2’ (links bovenaan in het groene vlak). In het hulpbestand is een voorbeeld opgenomen.

Stap 2
Navigeer in het Toetsplatform Taal naar het tabblad Toetsen=>Resultaten en zoek de gewenste toets(en) en/of gebruiker(s) op door gebruik te maken van de zoekfilter. Klik vervolgens onder de datumfilter op 'Export'. De export wordt op de achtergrond gegenereerd in het tabblad ‘Exports’. De status ‘Nog niet gestart’ verandert na enkele minuten in ‘Download’. Klik op de knop ‘Download’ om de export te openen.

Stap 3
Haal de gebruikersnaam, toetstitel en procentuele score van de cursisten uit de export van het Toetsplatform Taal en neem deze over in de groene kolommen in het hulpbestand.

Stap 4
Bepaal de norm. Dit is het niveau waarvoor u een cijfer wilt toekennen: het hoge of het lage niveau. Stel, een cursist heeft een toets Nederlands Lezen A1-A2 gemaakt. Dan kiest u of u het niveau A1 of het niveau A2 als norm stelt. Na het invoeren van de benodigde gegevens wordt in de kolom 'Cijfer o.b.v. 1e cesuur' het cijfer weergegeven op het lage niveau. In de kolom 'Cijfer o.b.v. 2e cesuur' wordt het cijfer weergegeven op het hoge niveau. Stelt u het lage niveau in als norm, dan hanteert u de cijfers op basis van de eerste cesuur. Gebruikt u het hoge niveau als norm, dan hanteert u de cijfers op basis van de tweede cesuur.