Inhoudelijke uitgangspunten beoordelingsmodellen

  • Overal waar ‘toetsen’ staat, kan ook ‘examens’ gelezen worden

Bij de totstandkoming van het diagnostische beoordelingsmodel en het rubrics beoordelingsmodel is een aantal inhoudelijke uitgangspunten gehanteerd.

80%-regel

De 80%-regel houdt in dat de student een minimale hoeveelheid van de gevraagde inhoud moet leveren om überhaupt een niveau-uitspraak te kunnen doen. Vooraf krijgt de student instructies over wat zijn schrijf- of spreekproduct moet bevatten (zoals wat hij moet vertellen, hoeveel argumenten hij moet geven, welke vraag hij moet stellen). Deze instructies sluiten aan bij wat hoort bij een bepaalde taaltaak. Om te kunnen beoordelen of de student die taaltaak voldoende beheerst, moet hij wel genoeg invulling hebben gegeven aan de opdracht. De 80%-regel controleert dit.

Opdrachten als geheel beoordelen

Omdat de TOA-toets meet of de student voldoet aan de referentienorm en daarmee een niveau-uitspraak doet, beoordeel je altijd de totaalproductie van de toets. Alleen de totale set aan opdrachten in een toets dekt de taken die omschreven staan in het referentiekader. De beoordeling moet dan ook op het geheel betrekking hebben om een uitspraak te kunnen doen over het al dan niet beheersen van het niveau. Het is daarom niet mogelijk om op basis van bijvoorbeeld een enkele opdracht een niveau-uitspraak te doen. Immers, een student beheerst pas het gevraagde niveau wanneer hij alle verschillende taaltaken horend bij dat niveau aankan.

Geen mogelijkheid tot compenseren

Om een geldige niveau-uitspraak te kunnen doen, moet een student op alle deelaspecten die in het referentiekader genoemd worden laten zien dat hij het getoetste niveau beheerst. Goede uitwerkingen op bepaalde deelaspecten maken onvoldoende uitwerkingen op andere deelaspecten niet beter. De toets meet het niveau van álle deelaspecten om te kunnen komen tot een betrouwbare niveau-uitspraak. Aan het behalen van een bepaald referentieniveau zijn verwachtingen gekoppeld. Daar moet de student in de volle breedte aan voldoen om als beheerser van een bepaald niveau te kunnen worden aangemerkt. Daarom kan een student met een onvoldoende op één van de deelaspecten geen voldoende voor de toets halen.