Resultaten genereren en interpreteren
- Overal waar ‘toetsen’ staat, kan ook ‘examens’ gelezen worden
In het beroepsonderwijs is het belangrijk dat de taal- en rekenvaardigheid van studenten in orde is. Het zakken of slagen hangt mede af van de score van studenten op deze vaardigheden. Niet elke student heeft bij binnenkomst echter hetzelfde startniveau. Als docent wil je daarom weten met welk niveau een student aan een opleiding begint. Vervolgens kun je bepalen welk taal- en rekentraject de student moet gaan volgen. Voordat je gaat toetsen denk je daarom na over waarom je wilt toetsen en welke informatie je uit de toetsresultaten wilt halen. Is de student wel of niet geslaagd? Heeft de student extra begeleiding nodig?
De toetsresultaten in de TOA geven inzicht in hoe de student ervoor staat in relatie tot de doelen en maken daarnaast de ontwikkeling van de student zichtbaar. De taal- en rekentoetsen geven uitslag op referentieniveau of CEF-niveau en bevatten een ontwikkelscore en eventueel een cijfer. De ontwikkeling van iedere student wordt zo gevolgd op basis van objectieve referentieniveaus, waardoor de vooruitgang van een student wordt gemeten aan de hand van eigen resultaten en niet door vergelijkingen te maken met andere studenten. Zo wordt de ontwikkeling objectief zichtbaar gemaakt in plaats van relatief. Ga naar typen toetsresultaten in de TOA voor meer informatie over de resultaten in de TOA.
De toetsresultaten worden overzichtelijk weergegeven in verschillende rapportages. Wil je weten welke rapportages er allemaal beschikbaar zijn en hoe je deze in de TOA kunt genereren? Ga dan naar toetsresultaten bekijken in de TOA. De rapportages bevatten naast een niveau-uitslag vaak ook een detailuitslag op toetsonderdeel. Dit levert directe informatie op voor de begeleiding van je studenten en invulling van je lessen en geeft inzicht in het rendement van je onderwijs. Lees meer over welke informatie je uit de rapportages kunt halen bij toetsresultaten interpreteren.